5
1.4 Montage van de stoomverdeelpijpen (DC 3000)
Alle installatiewerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door vakkundig personeel. Hiervoor is de klant zelf verantwoordelijk.
Tijdens bedrijf is de waterdamp uit de stoomverdeelpijp tot op een bepaalde afstand zichtbaar in de vorm van een
nevel. Pas na deze bevochtigingsafstand is de stoom voldoende met de lucht gemengd om geen condensatie in het
systeem meer te vormen. Daarom moet er bepaalde minimale afstand worden aangehouden tussen de stoomverdeelpijp
en de onderdelen die erna worden geïnstalleerd, zoals filters, roosters, sensoren of bochten. Deze minimale afstand
is mede afhankelijk van de luchtsnelheid in het kanaal.
De stoomverdeelpijpen kunnen in een verticaal of horizontaal kanaal worden gemonteerd. Er moet echter wel
op worden gelet dat de uitblaasopeningen zich altijd loodrecht op de luchtstroom bevinden. Bij horizontale montage
van de stoomverdeelpijp bevinden de uitblaasopeningen zich altijd boven. Bij elke stoomverdeelpijp wordt een
zelfklevend montagesjabloon meegeleverd om de montage van de pijp te vergemakkelijken. De stoomverdeelpijpen
van NORDMANN zijn zo ontworpen dat bij rechte montage automatisch een afschot van 3% ontstaat waardoor
een onbelemmerde condensaatafvoer wordt gegarandeerd.
Algemene regels voor het inbouwen van stoomverdeelpijpen:
Figuur 8 A = min. 200
Figuur 9 A = min. 250
B = min. 150
Figuur 11
Inbouw van stoomverdeelpijp bij onderdrukkanalen
Drukcompen-
satieslang
Rubber dop,
afsluitend
Sifon
Afhankelijk van de onderdruk aan de unit- of kanaalzijde kan condens
in de stoomverdeelpijp worden vastgehouden. Als in het
bevochtigingsgedeelte een afvoer aanwezig is, dan kan de condens
eventueel binnen de luchtbehandelingskast worden afgevoerd.
Een andere mogelijkheid om de condens af te voeren wordt getoond
in figuur 11.