Onderhoud
207
AANDRIJFRIEMEN
De spanning van de aandrijfriemen
moet periodiek worden gecontro-
leerd en indien nodig worden afge-
steld. Verder moeten de aandrijfrie-
men ook worden gecontroleerd op
scheurtjes, slijtage, rafelen en ande-
re tekenen van veroudering en
indien nodig worden vervangen.
Ook moet worden gecontroleerd of
de aandrijfriemen elkaar niet raken
en ook niet aanlopen tegen andere
delen van de motor. Twee tot drie
weken na het vervangen van een
aandrijfriem moet de riem worden
nagesteld om de rek die optreedt
nadat de riem in gebruik is genomen,
te elimineren.
Als de airconditioning regelmatig
wordt gebruikt, moet de spanning
van de aandrijfriem van de compres-
sor minimaal een keer per maand
worden gecontroleerd.
Als de aandrijfriem te los zit, laat
hem dan afstellen door een officiële
Kia-dealer.
STUURBEKRACHTIGING
Controleren van vloeistof-
niveau stuurbekrachtiging
Controleer regelmatig het niveau van
het reservoir van de stuurbekrachti-
gingsvloeistof. Zet de auto hiervoor
op een vlakke ondergrond. Het vloei-
stofniveau dient zich bij normale
temperaturen tussen de merktekens
MAX en MIN aan de zijkant van het
reservoir te bevinden.
Reinig het gebied rondom de dop
van het reservoir grondig alvorens
stuurbekrachtigingsvloeistof bij te
vullen om te voorkomen dat deze
vervuild raakt.
Vul vloeistof bij tot aan het merkte-
ken MAX wanneer het niveau te laag
is.
Als u het reservoir regelmatig moet
bijvullen, moet u de stuurinrichting
laten controleren door een officiële
Kia-dealer.
✽ AANWIJZING
• Blijf niet te lang doorrijden met een
te laag vloeistofniveau in het reser-
voir om schade aan de stuurbe-
krachtigingspomp te voorkomen.
• Start de motor nooit als het reser-
voir leeg is.
• Voorkom bij het bijvullen van vloei-
stof dat er vuil in het reservoirkomt.
• Als het vloeistofniveau te laag is, zal
het sturen zwaarder gaan en kunnen
er vreemde geluiden te horen zijn.
• Door niet de voorgeschreven vloei-
stof te gebruiken, zal de stuurbe-
krachtiging minder effectief zijn en
kan schade aan de stuurinrichting
ontstaan.
Gebruik alleen de voorgeschreven
stuurbekrachtigingsvloeistof. (Raad-
pleeg “Aanbevolen smeermiddelen”
verderop in dit hoofdstuk.)
Slangen stuurbekrachtiging
Controleer voor het rijden de slangen
van de stuurbekrachtiging op loszit-
ten, lekkage, beschadigingen en ver-
draaiing.
OMG075008