PARAMETER- WAT MOET U DOEN ?
TOETS
4 5
Elke wijziging van een instelling met behulp van de IR-afstandsbediening moet beginnen met de ontgrendeling en
eindigen met de vergrendeling van de sensor. Het is belangrijk te weten dat elke parameter die met de afstands-bediening
werd gewijzigd, elke voorgaande instelling opheft.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle parameters die kunnen worden veranderd met de afstandsbediening, eve-
nals de werkwijze die hiervoor nodig is.
PARAMETER WAT MOET U DOEN ? FABRIEKS- LED-STATUS
TOETS INSTELLING
Druk op de ONTGRENDELTOETS (3).
Voer uw viercijferige geheime code in met behulp van de
CIJFERTOETSEN 0-9 (1).
Bij de allereerste instelling van de sensor of als de toegangs-
code op de waarde "0000" (fabrieksinstelling) is gereset of
tijdens de eerste minuut na inschakeling, hoeft u alleen de
ONTGRENDELTOETS (3) in te drukken (geen code vereist).
ONTGRENDELEN ONTGRENDELEN
met code zonder code
Wanneer alle parameters zijn ingesteld, drukt u op de
VERGRENDELTOETS (10).
Als u een nieuwe toegangscode wilt invoeren, moet u de
nieuwe geheime code van vier cijfers binnen de 20 seconden
intikken met behulp van de CIJFERTOETSEN 0-9 (1).
Wanneer geen toegangscode is ingevoerd of u de huidige
code wenst te behouden, drukt u nogmaals op de
VERGRENDELTOETS (10).
Als binnen 1 minuut geen afstandsbedieningstoets meer
wordt ingedrukt, wordt de instelsessie automatisch afgesloten.
Door binnen de eerste minuut na inschakeling tweemaal op
de ONTGRENDELTOETS (10) te drukken, wordt de toegangs-
code automatisch op de waarde 0000 gereset.
VERGRENDELEN VERGRENDELEN zonder
met codewijziging code of codewijziging
De rode LED knippert snel
in afwachting van de
toegangscode. Na het
invoeren van de correcte
code of als geen code
vereist is, begint de rode
LED langzaam te knipperen
om aan te geven dat de
sensor ontgrendeld is en de
instelsessie gestart is.
= Instelsessie AAN
De rode LED stopt met
knipperen en herneemt zijn
normale functie.
0000
0000
2. CONFIGURATIE VAN DE SENSOR
• Open het batterijvakje op
de rug van de
afstandsbediening
• Plaats de twee
bijgeleverde AAA–
batterijen zoals op de
foto
• Sluit het batterijvakje
CONFIGURATIE
VAN DE FUNCTIES
MET DE
AFSTANDSBEDIENING
0-9
Cijfertoetsen (1)
Niet gebruikt
Druktoets (2)
Ontgrendelen (3)
Min-toets (4)
Vasthoudtijd (5)
Gevoeligheid (6)
Detectiemodus (7)
Voetgangers (8)
Onderdrukkings-
modus
Niet gebruikt
Controleer waarden (9)
Vergrendelen (10)
Relaisconfiguratie (11)
Niet gebruikt
Standaardwaarde (12)
Niet gebruikt
Opmerking : Voor een optimale werking, moet u de afstandsbediening naar de sensor
richten voor u op de toetsen drukt.
PARAMETER- WAT MOET U DOEN ?
TOETS
Druk op de toets (5,6,7,8,11) die overeenstemt met de parameter die u wilt controleren en druk vervolgens
op de toets WAARDEN CONTROLEREN (9).
Tel hoeveel keer de groene LED knippert, dit aantal geeft de waarde van de gecontroleerde parameter.
Als de groene LED niet knippert, betekent dit dat de parameter de waarde 0 heeft.
Herhaal deze werkwijze zo nodig om de waarden van de andere parameters te controleren.
Voorbeeld : GEVOELIGHEIDSTOETS (6) – groene LED knippert 7-maal : gevoeligheid is ingesteld op de
waarde 7.
CONTROLEER WAARDEN :
Druk op de toets (5 of 6) als u de parameters vasthoudtijd of gevoeligheid wenst te veranderen.
Druk vervolgens op de PLUS-toets (2) om de waarde te verhogen met 1 eenheid.
PLUS :
Druk op de toets (5 of 6) als u de parameters vasthoudtijd of gevoeligheid wenst te veranderen.
Druk vervolgens op de MIN-toets (2) om de waarde te verlagen met 1 eenheid.
MINUS :
Druk op de toets STANDAARDWAARDEN (12), en vervolgens op het CIJFER 1. Alle parameters worden
opnieuw op hun fabriekswaarden ingesteld (zie hieronder).
STANDAARDWAARDEN :
Druk op de GEVOELIGHEIDSTOETS (6).
Geef via de CIJFERTOETSEN 0-9 (1) de gewenste
gevoeligheid in (of stel de waarde bij met de toetsen
PLUS (2) of MIN (4) zoals hierboven beschreven)
GEVOELIGHEID :
Druk op de toets VASTHOUDTIJD (5).
Geef via de CIJFERTOETSEN 0-9 (1) de gewenste vasthoud-
tijd in (of stel de waarde bij met de toetsen PLUS (2) of
MIN (4) zoals hierboven beschreven)
VASTHOUDTIJD :
Druk op de toets RELAISCONFIGURATIE (11).
Met behulp van de CIJFERTOETSEN 1-4 (1) selecteert u de
gewenste configuratie :
7
0.5 s
1
(Actieve
uitgang)
GEVOELIG-
HEID
VAST-
HOUDTIJD
RELAIS-
CONFIGU-
RATIE
ONTGREN-
DELEN
VERGREN-
DELEN
De rode LED knippert snel
in afwachting van de
waarde. Zodra deze is
ingevoerd, knippert de LED
opnieuw langzaam.
De rode LED knippert snel
in afwachting van de
waarde. Zodra deze is
ingevoerd, knippert de LED
opnieuw langzaam.
De rode LED knippert snel
in afwachting van de
waarde. Zodra deze is
ingevoerd, knippert de LED
opnieuw langzaam.
WAARDEN
CONTROLE
PLUS
MINUS
STADAARD-
WAARDEN
Tijdens een instelsessie kan elke parameter op elk ogenblik als volgt worden gecontroleerd of veranderd :
Tijdens een instelsessie kunnen alle parameters als volgt terug op hun fabrieksinstelwaarde worden gereset :
PARAMETER- WAT MET U DOEN ? FABRIEKS- LED-STATUS
TOETS INSTELLING
0-9 0-9 0-9 0-9
0-9 0-9 0-9 0-9
X
0-9
0-9
1. BESCHRIJVING VAN DE INFRAROOD-AFSTANDSBEDIENING
X
X
1
Actief
+1
Detectie
Geen
detectie
COM (3)
NO (4)
NC (5)
COM (3)
NO (4)
NC (5)
COM (3)
NO (4)
NC (5)
COM (3)
NO (4)
NC (5)
COM (3)
NO (4)
NC (5)
COM (3)
NO (4)
NC (5)
COM (3)
NO (4)
NC (5)
COM (3)
NO (4)
NC (5)
Passief
+2
+3 +4
Opmerking : Alle beneden gelijste parameters of functies zijn toegangelijk indien de Falcon in regelingsfase is (via
afstandbediening of druktoets). In dit geval, de rode LED knippert langzaam.
