28
De display op het voorpaneel
Digitaal/Analoog-indicatoren
Geeft een aanduiding van het actuele bron-invoertype - digitaal of
analoog.
Indicatoren van de decodeerstand
Laat zien welk type decodering is ingeschakeld: Dolby Digital, Pro Logic
II of DTS. In combinatie met de indicatoren voor het Uitgangskanaal
geven zij volledige details van de ingeschakelde verwerkingsstand.
Indicatoren van de Tuner-modus
Toont Memory/Store, Stereo ingeschakeld, AutoScan ingeschakeld en
RDS On.
Indicator toonregeling
Licht op wanneer de regelknoppen Bass en Treble actief zijn, dat wil
zeggen, zijn ingesteld in een andere stand dan 0dB (vlak).
Indicatoren Uitgangskanaal
Laat zien welke kanalen op dat moment actief zijn, afhankelijk van de
decodeeermodus en het bronmateriaal. Pictogrammen die oplichten
duiden actieve kanalen in het bronmateriaal aan. Pictogrammen in een
kader duiden kanalen aan die feitelijk afzonderlijk worden uitgestuurd.
Frequentietype
Duidt de frequentie aan waarop is afgestemd in de Tuner-stand AM of FM.
Hoofdinformatie-display
Toont de op dat moment geselecteerde bron, en ook de surround-modus en
de naam/frequentie van het station, wanneer Tuner is ingeschakeld, enz.
Balans-indicator
Licht op wanneer de uitgaande signalen voor de front-luidsprekers links
en rechts in de OSD op verschillende niveaus zijn ingesteld, dat wil
zeggen, dat er een balans-aanpassing is aangebracht.
Display-voorbeelden
- Duidt aan dat er een 5.1 Dolby Digital-bron wordt afgespeeld als 5.0
(Subwoofer uit). LFE duidt aan dat er een kanaal voor lage frequenties
aanwezig is in het bronmateriaal. Wanneer dit pictogram niet in een
kader is geplaatst, duidt dat erop dat het LFE-kanaal niet apart wordt
weergegeven, maar in plaats daarvan naar de linker- en de
rechterluidspreker voor wordt geleid.
- Duidt erop dat in het digitale domein een uitgaand 2.1-signaal wordt
gecreëerd van analoge inkomende signalen.
1
2
3
4
5
6
7
8
41 3
7
2
8 2 2
2 5 Om schade te vermijden aan de luidsprekers door een plotseling signaal
met een hoog niveau moet u ervoor zorgen de stroom uit te schakelen,
voordat u de luidsprekers aansluit. Controleer de impedantie van uw
luidsprekers. Luidsprekers met een impedantie van tussen 4 en 8 Ohm
(elk) worden aanbevolen.
De gekleurde luidsprekerseindpunten zijn positief (+) en de zwarte
luidsprekerseindpunten zijn negatief (-). Zorg dat de juiste polariteit
gehandhaafd blijft op elke luidsprekerconnector om het geluid niet zwak
te laten worden en schokkerig met weinig bas.
Maak de snoeren van de luidspreker klaar voor het aansluiten door
ongeveer 10 millimeter of minder (niet meer dan 10 millimeter) af te
halen, want dit zou een kortsluiting van de buitenste isolatie tot gevolg
kunnen hebben. Draai de draad stevig samen en zorg dat er geen losse
einden zijn. Schroef de eindpuntknop van de luidspreker los, steek het
luidsprekersnoer in, draai de knop aan en bevestig het snoer stevig.
Opmerking: Alle aansluitingen worden gerealiseerd via een
luidsprekersnoer, behalve als men een actieve subwoofer gebruikt, die
aangesloten is via een standaard RCA-telefoonkabel. Bananenstekers
(standaard 4 mm) aangesloten op de luidsprekerkabel worden
aanbevolen om direct in de luidsprekereindpunten te steken.
Raadpleeg het gedeelte 'Luidsprekerconfiguratie' van deze handleiding
voor meer informatie over het opstellen van uw luidsprekers.
Luidsprekeraansluitingen
