5
Wanneer de batterijwisselweergave
knipperend wordt
weergegeven, zijn de batterijen al bijna leeg. Het is nog mo-
gelijk één meting uit te voeren, maar de batterijen moeten snel
worden vervangen.
Als het batterijvervangsymbool
permanent zichtbaar is,
is meten niet meer mogelijk en moeten alle batterijen worden
vervangen. Zodra de batterijen verwijderd zijn uit het apparaat,
moet de tijdsaanduiding opnieuw worden ingesteld. De vastge-
stelde meetwaarden gaan verloren.
Breng de lege batterijen naar een inzamelpunt voor lege
batterijen en accu’s (klein en gevaarlijk afval), of geef ze af in
een elektro-zaak. U bent wettelijk verplicht, de batterijen op te
ruimen.
Opmerking: Deze tekens vindt u op batterijen,
die schadelijke stoffen bevatten: Pb = de batterij
bevat lood, Cd = de batterij bevat cadmium,
Hg = de batterij bevat kwik.
Datum en tijd instellen
•
Vervolgens knippert het jaartal. Met de toets M2 kunt u in
principe de instelbare waarde verhogen en met M1 kunt u de
waarde verlagen. Stel het jaartal in en bevestig de invoer met
de start /stoptoets
.
•
Stel nu met de toetsen M1 en M2 de maand in.
Bevestig met de start /stoptoets
.
•
Stel nu met de toetsen M1 en M2 de dag in. Bevestig met de
start /stoptoets
.
•
Nu kunt u de tijd instellen. De tijd wordt weergegeven in de
24-uursmodus. Selecteer eerst de uren en bevestig met de
start /stoptoets
en stel vervolgens de minuten in. Na be-
vestiging met de start /stoptoets
wordt het apparaat auto-
matisch uitgeschakeld en wordt de tijd weergegeven.
Gebruik met netvoeding
U kunt dit apparaat ook in combinatie met een netvoeding ge-
bruiken. Er mogen dan echter geen batterijen in het batterijvak
aanwezig zijn. De netvoeding is onder bestelnummer 071.19 in
de vakhandel en bij de serviceafdeling verkrijgbaar.
Alleen de hier beschreven netvoedingsapparaten mogen
worden gebruikt in combinatie met deze bloeddrukmeter. De
netvoeding mag alleen op de op het typeplaatje aangegeven
netspanning worden aangesloten.
Zodra de netvoeding wordt losgekoppeld, verliest de bloed-
drukmeter datum- en tijdsaanduiding. De opgeslagen meetre-
sultaten blijven echter behouden.
5. De manchet plaatsen
Leg de manchet aan rond de ontblote
linker bovenarm. De doorbloeding van
de arm mag niet worden belemmerd
door te nauwe kleding en dergelijke.
De manchet moet zo op de bovenarm
worden geplaatst dat de onderste rand
zich 2 – 3 cm boven de elleboogplooi en
boven de arterie bevindt. De slang wijst
naar het midden van de handpalm.
Leg nu het vrije uiteinde van de manchet
goed aansluitend, maar niet té strak,
rond de arm en sluit de klittenband. De
manchet moet zo strak zijn aangelegd,
dat nog twee vingers onder de manchet
kunnen worden gebracht.