106
P - Parkeren
Om het per ongeluk inschakelen van
een verkeerde stand te voorkomen, kan
de hendel alleen in stand P worden ge-
plaatst als de schuifring (A-fig. 109)
onder de selectorhendel omhoog wordt
getrokken.
Plaats de hendel in deze stand als u de
auto parkeert. Een mechanisme blokkeert
dan de aangedreven wielen.
Als de hendel in stand R staat, scha-
kelen de achteruitrijlichten in en hoort u
een akoestisch signaal dat u erop atten-
deert dat de achteruit is ingeschakeld.
Trap het rempedaal in voordat u de
hendel verplaatst: de auto moet stil-
staan.
BELANGRIJK Als de hendel in stand
R staat, wordt de achteruit niet ingescha-
keld als de snelheid van de auto hoger is
dan de vastgestelde limiet. Als de snel-
heid onder deze waarde komt, schakelt
de achteruit in, ook als de snelheid weer
boven de limiet komt.
N - Vrijstand
Deze stand wordt gebruikt als de auto
moet worden geduwd of gesleept.
D - Automatisch vooruit rijden
Deze stand kan worden gebruikt onder
“normale” rijomstandigheden, bijvoor-
beeld op de snelweg, in de stad en als u
het brandstofverbruik zo laag mogelijk
wilt houden (in combinatie met het CITY-
programma). Als de selectorhendel in
deze stand staat, worden de vier beschik-
bare versnellingen automatisch gekozen.
Deze stand moet altijd zijn ingeschakeld
als het ICE-programma wordt gekozen.
Trek de handrem altijd
volledig aan voordat u de
auto verlaat.
Plaats de hendel in stand P als
u de auto bij een draaiende
motor verlaat.
R - Achteruit
Plaats de hendel in stand R als de auto
stilstaat, de motor stationair draait en het
rempedaal is ingetrapt.
Om het per ongeluk inschakelen van
een verkeerde stand te voorkomen, kan
de hendel alleen in deze stand worden
geplaatst als de schuifring (A-fig. 109)
onder de selectorhendel omhoog wordt
getrokken.
Als u bij stationair
draaiende motor de
hendel in stand N zet,
kan de auto in beweging komen,
ook als deze op een vlakke on-
dergrond staat: houd het rempe-
daal ingedrukt als de hendel in
stand N staat.
Als u bij stationair
draaiende motor de hen-
del in stand N zet, kan de
auto in beweging komen. houd het
rempedaal ingedrukt totdat u ver-
trekt.
Inschakeling van een lagere ver-
snelling (Kick down)
Voor een snelle acceleratie (bijv. voor in-
halen) kan het gaspedaal voorbij het
zware punt in de slag worden getrapt,
waardoor de versnellingsbak de kortst mo-
gelijke overbrengingsverhouding, die het
toerenbereik van de motor toestaat, zal
kiezen. Als u het gaspedaal direct na het
zware punt loslaat, zal de versnellingsbak
een optimale overbrengingsverhouding
kiezen afhankelijk van: rijstijl, gasklepope-
ning en stand van de selectorhendel.